Hij is één van de meest vriendelijke straatbewoners die ik ken: Adam uit Wallonië. Ondanks alle miserie die het straatleven met zich meebrengt, heeft hij onveranderlijk een positieve uitstraling waar je alleen maar bewondering voor kunt hebben. We communiceren in het Frans, waarbij hij soms hartelijk moet lachen om mijn gekke taalfouten – ja, logisch, het is weliswaar zijn moedertaal maar voor mij op z’n best mijn derde of zelfs vierde taal.
Eén van de redenen waarom Adam zoveel levensvreugde heeft, ligt wellicht in het feit dat hij zich nooit alleen hoeft te voelen. Want waar hij ook gaat, z’n twee honden gaan met hem mee. Hij spaart soms letterlijk het eten uit z’n eigen mond om die twee van voer te kunnen voorzien. Dat lijkt misschien idioot. Het is voor een straatbewoner vaak al moeilijk genoeg om jezelf goed te voeden. Laat staan als je twee honden van eten moet voorzien. Nochtans zal Adam zich niet laten scheiden van die twee viervoetige metgezellen. En hij is niet de enige straatbewoner die ik ken die er een huisdier (al is het woord wat vreemd voor iemand zonder huis) op na houdt. Maar wie dit inderdaad als ‘idioot’ bestempelt, die gaat voorbij aan de enorme betekenis die deze dieren hebben voor hun eigenaars. Voor Adam zijn z’n twee honden gezelschap, vriendschap, onvoorwaardelijke liefde. Voor die twee metgezellen zorgen, geeft inhoud en betekenis aan z’n leven.
Ik vraag me ook wel eens af of Adam en anderen precies zo gehecht zijn aan hun dierlijke metgezellen, omdat ze bij hun eigen soort – bij mensen dus – té vaak hun neus gestoten hebben. Mensen kunnen je bedriegen, bestelen en beliegen. Dieren zijn oprecht en dus veel veiliger. Hun behoeften zijn simpel: eten en liefde, dat is het ongeveer. Zoals Franciscus van Assisi in de 13e eeuw heel goed doorhad toen hij de wolf tegemoet ging, die al maandenlang de bewoners van het stadje Gubbio de stuipen op het lijf joeg. Het is een prachtig verhaal. Franciscus loste het ‘probleem’ van de wolf op door een afspraak met het dier te maken: als de inwoners van het stadje hem van eten zouden voorzien, zou hij verder van hun vee afblijven en ze niet bedreigen.
We hebben dit verhaal ooit nagespeeld met een groepje mensen uit de Franciscaanse Beweging. Mij was de rol van wolf toebedeeld en ik droeg een wolvenmasker. Wat ik nog goed weet, is hoezeer dat masker mijn gezichtsveld beperkte. Ik voelde me er een beetje agressief door worden, wat waarschijnlijk weer heel goed bij mijn rol als wolf paste. Het werd er niet beter op toen de ‘inwoners van Gubbio’ me probeerden weg te jagen. Tot ‘Franciscus’ in beeld kwam die mij – ook helemaal in zijn rol – juist met liefde benaderde. Dat maakte alle verschil. Het verhaal van Franciscus en de wolf is hierdoor voor mij altijd heel speciaal gebleven.
Franciscus ‘temde’ de wolf door diens behoeften serieus te nemen: eten en liefde. En zo voorzien Adam en anderen hun dierlijke metgezellen ook van wat die nodig hebben. En ze krijgen er ook veel voor terug: gezelschap, vriendschap, onvoorwaardelijke liefde.