Al een jaar of zo kruisen Gabor en ik regelmatig elkaars pad. Hij komt uit Hongarije, maar is daar naar eigen zeggen uit vandaan gevlucht toen Viktor Orbán daar aan de macht kwam. Enige achtervolgingswaan is hem niet vreemd, al vermoed ik zomaar dat die wél een concrete aanleiding heeft gehad. Na de nodige omzwervingen door Europa, met name Frankrijk en Engeland, is hij in Gent neergestreken. Ik heb zijn verhaal al talloze malen gehoord, want hij vertelt het steeds weer. Hij heeft ook altijd wat te klagen. We hebben hem één keer in de huiskamer van het straatpastoraat gehad terwijl hij alleen maar met mij over voetbal gepraat heeft, maar dat was echt een uitzondering.
Er zijn nog meer mensen die contact met hem hebben, maar op de één of andere manier eindigt dat altijd in ruzie. Gabor doet me wel wat denken aan een verhaal dat over mijn favoriete heilige Franciscus van Assisi verteld wordt, waarin Franciscus de zorg op zich neemt van een melaatse die eerdere verzorgers het leven onmogelijk maakte door zijn klagen en mopperen. Jannica, medewerker van een van de vele armoede-organisaties in de stad, heeft in de zomermaanden een plekje voor hem geregeld voor de nacht, in een pand dat in juli tot en met september gesloten was. Gabor kon daar zelfs zijn omvangrijke bagage kwijt, op voorwaarde dat hij die eindelijk eens ging uitzoeken en alle spullen weg ging doen die hij niet meer nodig heeft. Maar de zomer is voorbij en hij heeft niets uitgezocht. Alle spullen staan – in tegenspraak met de afspraak – nog steeds in dat pand. En Gabor heeft geen goed woord meer over voor Jannica, omdat die hem aan de afspraak herinnerde en hem bovendien eind september verder de toegang tot het pand ontzegd heeft. Niet omdat ze Gabor geen slaapplek gunt, maar wél omdat het pand weer door anderen in gebruik is – ook weer volgens afspraak. Gabor komt ook regelmatig in een inloophuis waar ik ook iedere week wel eens binnenloop. Maar daar heeft hij ruzie gekregen met coördinator Fien omdat hij in de fietsenstalling overnacht heeft. De fietsenstalling wordt iedere dag aan het einde van de middag afgesloten en ‘s morgens weer geopend, maar Gabor had zich daar kennelijk verstopt toen de poort gesloten werd.
En nu sjouwt Gabor weer door de stad met steeds minimaal drie grote koffers. En dat valt hem steeds zwaarder, want zijn gezondheid laat hem al geruime tijd in de steek. Onze straatverpleegkundige heeft vastgesteld dat Gabor aan z’n knieën geopereerd zou moeten worden, maar dan zou hij eerst fors wat gewicht moeten verliezen; hij is er nu stomweg te zwaar voor. Een aanbod om een maand lang in een medisch opvanghuis te verblijven om daar eerst iets aan te doen, wees hij van de hand omdat er geen bushalte in de buurt is. Nu zit ook onze straatverpleegkundige met de handen in het haar.
En toch gaat deze ‘onmogelijke’ man me aan het hart. Waarom? Waarschijnlijk omdat het me pijn doet om hem voor m’n ogen kapot te zien gaan en ik daar niets aan kan doen. Misschien ook wel omdat ik een andere kant van ‘m gezien heb, toen we die middag over voetbal zaten te praten. In concrete zin kan ik waarschijnlijk niets voor Gabor doen; maar linksom of rechtsom, ik laat ‘m niet vallen.
One Response to Een ‘onmogelijke’ mens