Er zijn van die ochtenden dat je je afvraagt waar ‘iedereen’ toch is. En met ‘iedereen’ bedoel ik dan: de straatbewoners van Gent. Afgelopen zaterdag maakte ik mijn rondje in de stad en was ik na twee uur ronddwalen niemand tegengekomen die ik kende. Zelfs niet op de plekken waar je altijd wel iemand van de ‘scene’ (zoals dat vroeger in Utrecht heette) ontmoet. Maar ik was ook niemand tegengekomen van buiten de ‘scene’ die ik kende. De stad was vol onbekenden op die zaterdagmorgen.
Het is altijd de aantrekkingskracht en tegelijk de vloek van de stad geweest: de anonimiteit. Dat is iets dat alle steden hebben, Gent net zo goed als welke andere stad dan ook. In de stad kun je desnoods je leven lang onbekend blijven. Voor sommigen kan dit een zegen zijn, een belofte van nieuw begin, een plek waar je niet door je verleden achtervolgd wordt. Alleen blijkt die belofte van nieuw begin al te vaak een illusie. Voor veel meer mensen betekent die stedelijke onbekendheid in de eerste plaats: eenzaamheid. Of je nu een dak boven je hoofd hebt of niet.
Zoals het kleine groepje ‘stamgasten’ die de open huiskamer van het Straatpastoraat in de loop van de afgelopen maanden aangetrokken heeft. De meesten van hen zijn niet zozeer dakloos maar wel thuisloos: de woonst die ze hebben is geen thuis en er zijn maar weinig plekken waar zij warmte vinden (zowel letterlijk als figuurlijk), gezelligheid, gemeenschap. Terwijl het zo eenvoudig kan zijn. Onze open huiskamer heeft op het oog niet zoveel te bieden: koffie of thee, een spelletje, wat aanspraak. Maar dat betekent kennelijk al heel veel. Een plek waar je welgekomen bent, waar je even tot rust kunt komen, waar je niets hoeft, waar je gewoon kunt ‘zijn’. Die eenvoud is misschien wel de grootste kracht van ‘Oe Est?’, de naam die we aan onze huiskamer gegeven hebben. Maar misschien is wel het belangrijkste wat wij te bieden hebben: een plek waar je niet anoniem bent maar bij je naam genoemd wordt.
Bij je naam genoemd worden, dat is het tegendeel van anonimiteit. Het is één van de eerste dingen die mensen in de Bijbel doen: elkaar een naam geven. Ook aan alle andere levende wezens op aarde trouwens, maar in de eerste plaats aan elkaar. Bij je naam genoemd worden, dat betekent: gezien worden en op z’n minst toch een beetje gekend en erkend worden. Iemand bij de naam noemen is de eerste stap naar verbinding, naar relatie. Iemand bij de naam noemen is het begin van het einde van onbekendheid. Ook of zelfs in de stad, waar je zo makkelijk onbekend kunt blijven.